De oplossing voor grote vraagstukken over bodem- en waterkwaliteit ligt op het erf. Dertig akkerbouwers en bollentelers uit de Noordoostpolder zijn in het kader van het project ‘Verbeteren bodem- en waterkwaliteit Noordoostpolder’ aan de slag gegaan met de opgaven. Met erfscans is de afspoeling in kaart gebracht en de deelnemers graven profielkuilen om in het seizoen te kijken wat er daadwerkelijk in de bodem gebeurt. Want de enorme overschrijdingen die voorheen in de tochten werden waargenomen hebben ook te maken met de conditie van de bodem. Het antwoord op de vraagstukken is niet eensluidend. “Maatregelen vragen om maatwerk.”
Hoe kijken telers de problematiek in de ogen?
“De kunst is om alle neuzen dezelfde kant op te krijgen”, stelt akkerbouwer Nico Gebbink uit Espel. Hij merkt dat het aanstekelijk werkt om met collega’s en met overheden te zoeken naar oplossingen. “Volgens het waterschap hebben we een probleem met erfemissies, maar ik vind het zelf ook belangrijk om naar een oplossing te zoeken. Ik ben blij dat iedereen wil meedenken. Dat enthousiasmeert. Het is uiteindelijk een olievlekwerking. Als de buurman goede ervaringen met een maatregel heeft, dan verspreidt zich dat makkelijker.
Gebbink is één van de deelnemers aan het project in de Noordoostpolder. Daarin wordt op drie sporen ingezet om op de erven van akkerbouwers en bloembollentelers stappen te maken. Het gaat om geïntegreerde gewasbescherming, bodemstructuur en bodemkwaliteit, en beperken van de (erf)emissie. Gebbink realiseerde in het kader van het project een spoelplaats met een phytobac waarin de restanten spoelvloeistof worden opgevangen. “De spuiten de machine daar af. Door ozon worden de actieve stoffen afgebroken, waarna het water kan worden hergebruikt”, legt hij uit.
Akkerbouwer en bloembollenkweker Jeroen Schutte uit Nagele is nog geen deelnemer van het project Bodem en Water in Flevoland. Hij liet tijdens een speciale ochtendsessie over het project wel weten geïnvesteerd te hebben in maatregelen. Hij ziet dat er goede dingen gebeuren.
“Uiteindelijk moet ook de bodem goed zijn om geld te verdienen. Vaak wordt er vanuit de overheid met de vinger naar de landbouw gewezen, maar effect sorteren kost gewoon tijd. Gun ons die tijd. We proberen om het bufferend vermogen van de grond te verbeteren. Als het lukt om het organische stofgehalte te verhogen dan maken we goede stappen, maar dat is gewoon heel moeilijk. In onze intensieve bouwplannen zit uiteindelijk het verdienmodel. Als we dan door de wetgeving weer worden beperkt omdat we minder organische stof mogen aanvoeren, dan maak ik me enorm zorgen”, is zijn hartenkreet.
Wat gebeurt er op het gebied van spuittechniek?
Het project in de Noordoostpolder is onderdeel van het programma Actieplan Bodem & Water Flevoland en wordt uitgevoerd door CLM Onderzoek en Advies, Delphy, KAVB, Flevolands Agrarisch Collectief en Coen ter Berg Advies. Geïntegreerde gewasbescherming is een belangrijk spoor, stelt Jan Salomons van Delphy. Volgens hem blijkt uit proeven dat er al heel veel kan, alleen wordt de effectiviteit bepaald door de drift- en etiketeisen. “De rode draad is dat de weersomstandigheden en waterhoeveelheid bepalende factoren zijn bij een succesvolle bespuiting. Die factoren bepalen uiteindelijk of de bedekking optimaal is. Hoe meer water hoe beter het resultaat.” Wat is dan de beste combinatie? “De trend is een lagere boomhoogte met een dopafstand van 25 centimeter”, stelt Salomons.
Met AmaSelect Row van spuitmachinefabrikant Amazone is er volgens vertegenwoordiger Marc Slootman van importeur Kamps de Wildt ‘een passende veldspuit’ voor Nederland. “Kern van de discussie is naast welke dop, techniek en welk middel is, welke bedekking moet ik realiseren.” AmaSelect Row heeft een aangepast tophoek en een lagere boomhoogte die zorgen voor minder drift. De doppen kunnen variabel worden open gezet. Bijvoorbeeld voor rijenteelt om te voorkomen dat er op de rug wordt gespoten. “Dit levert een besparing van 66 procent op. Interessant voor de portemonnee en je ontziet tegelijk het milieu.” Met de Airflow-techniek van Agrifac wordt ingezet op pulserende afsluiters, die altijd dezelfde druppelgrootte moeten geven. “Op basis van taakkaarten is het mogelijk om onkruidbestrijding tussen de rug te doen. Dit zorgt voor minder stress in het gewas en minder verlies.”
Wat kunnen we in de bodem doen?
Een integrale bodemstrategie is volgens Niek Vedelaar van Delphy het belangrijkste advies. “Een slechte bewerking ondergronds geeft een slecht resultaat bovengronds. Elke situatie is weer anders, waardoor het effect van een maatregel per bedrijf verschilt.” Zo stelt Vedelaar dat een diepe grondbewerking kan helpen om storende lagen open te breken. “Daarna is het koloniseren met een groenbemester belangrijk. Om dat te bestendigen heb je goede wortel nodig. Dan helpen grassen of granen om dat voor elkaar te krijgen.”
Vedelaar ziet dat het belang van groenbemesters steeds groter wordt. “Natuurlijk kost een groenbemester geld, maar het gewas is ook goed voor de bodem. Kijk ook vooral naar het bredere plaatje: de opbrengst van bollen en aardappelen. Het toepassen van en de keuze voor de juiste groenbemester wordt dubbel en dwars terugbetaald.” Vedelaar vindt bovendien tijd om goed om naar de organische stofverbetering te kijken, want uiteindelijk geeft dit een opbrengstverhoging.
“Als je kijkt naar bemesting dan is de plaatsingsruimte wel beperkend. In dat perspectief moeten we misschien wel terug naar het gemengde bedrijf. Nu moeten we ook vooral kijken naar hoe je meststoffen zo optimaal mogelijk inzet. Zo zien we bijvoorbeeld op proefpercelen dat rundveedrijfmest geen toename van organische stofgehalte geeft. Met kippenmest is dat voordeel 0,5 procent. Meng je drijfmest met kippenmest dan komen we op 0,7 procent. Dat is opmerkelijk. Het voordeel zit dus in de combinatie.”
Tekst en beeld: Martin de Vries