Niet alle fosfaat in de bodem komt altijd beschikbaar voor het gewas. Telers moeten daar, gezien de beperkte gebruiksruimte, rekening mee houden en met bijvoorbeeld bladmeststoffen op inspelen. “Bodemvoorraad en plantbeschikbaarheid zijn wat ondergesneeuwd in de discussies. Voor iedere akkerbouwer geldt echter dat meten en terugrekenen het beste advies is om te kijken wat werkt en wat niet”, stelt productspecialist Karst Brolsma van Eurofins Agro.
Het streven moet altijd optimale bemesting zijn. Dat fosfaat belangrijk is voor de wortelontwikkeling is voor iedere teler bekend. “Maar fosfaat levert door de hele teelt gezien een belangrijke bijdrage. Je ziet dat fosfaat bij aardappelen vooral in de rug wordt gegeven, rondom de knol voor de beginontwikkeling. Daarna moet het gewas fosfaat uit de bodem halen. Mijn vermoeden is dat fosfaat wel voldoende in de bodem aanwezig is, maar onvoldoende wordt vrijgegeven. Zeker op kleigrond is dat een punt”, stipt Brolsma aan. “Daarom moet bijbemesten serieus worden overwogen.”
Fosfaatproeven
Samen met aardappelverwerker McCain doet Eurofins Agro momenteel verschillende proeven om te kijken in hoeverre fosfaat in de bodem daadwerkelijk beschikbaar komt voor het gewas en knolontwikkeling stimuleert. Vervolgens wordt er gekeken naar alternatieven zoals bladbemesting van diverse mestfabrikanten. In de proeven vergelijken ze ook verschillende meststoffen op een perceel. Ze kijken naar hoeveel fosfaat er in de grond zit, in het blad en de knol. “We onderzoeken of je minder aan de basis moet bemesten en meer moet toedienen op basis van bladopname.”
Volgens Brolsma is lang gedacht dat aardappelen en uien voldoende fosfaat uit de bodem halen. Toch zijn er twijfels of, met name op kleigronden, of de nutriënten wel beschikbaar zijn voor gewasopname. “Dit speelt minder op zand en meer op zware gronden”, weet Brolsma. “Met bladbemesting zou je tot vijftien kilogram extra fosfaat kunnen geven, als je voldoende ruimte hebt.”
Fosfaatadvies
Op basis van een bodemanalyse kan Eurofins Agro als informatieleverancier en kennispartner een rol spelen. Plantbeschikbare hoeveelheid fosfaat (P- CaCl2) en de fosfaatvoorraad (P-Al) zijn volgens Brolsma de parameters waarop Eurofins Agro en de Commissie Bemesting Akkerbouw/Vollegrondsgroententeelt (CBAV) hun fosfaatadviezen geven. “Uit onze BijmestMonitor blijkt op veel percelen dat er voldoende fosfaat beschikbaar is, maar dat de gewasopname daarentegen onder de streefwaarde zit. Fosfaat kan hierdoor het beperkende nutriënt zijn, waardoor je opbrengst mist.”
De inzet van bladmeststoffen is bij specialistische teelten als pootaardappelen en eerstejaars plantuien al redelijk gemeengoed. Bij consumptieaardappelen wordt vaak organische mest en dierlijke drijfmest uit de rund- of varkenshouderij toegediend. “Dat geldt dan als fosfaatvoorziening en kan een probleem vormen. Spreken we dan van mineraal fosfor, oftewel anorganisch, of over organisch gebonden fosfor? Doordat mineralen oplossen en verweren en organische stof in de bodem wordt afgebroken, komt fosfor in de vorm van minerale fosfaatverbindingen vrij. Dit wordt vooral op kleigrond moeilijker of misschien wel niet opgenomen door het gewas. Is er een sterke binding van fosfaat in de bodem, dan is een andere bemestingsstrategie wellicht aan te raden.”
Verschillende opties
Compost wordt daarentegen ook vanwege kwaliteiten op het gebied van bodemverbetering ingezet. “Bedenk wel dat als van de honderd procent fosfaat bijvoorbeeld maar de helft is opgenomen, je dat weer extra moet bijgeven. Daar wringt de schoen het als het gaat om de plaatsingsruimte. Je probeert de bodem te verbeteren met organische koolstof uit compost of organische mest. Aan de andere kant moet je dan fosfaat aanvoeren voor het bemestend effect. Aardappelen en uien hebben een hoge fosfaatbehoefte. Ook bladbemesting moet passen. Voor iedere akkerbouwer is dat anders. De keuze voor fosfaat betekent hogere opbrengsten alleen gaat dat ten koste van het stukje bodemvruchtbaarheid, als je minder compost of dierlijke mest kunt uitrijden. Een ingewikkelde keuze.”
Volgens Brolsma is vooral van belang om concreet te krijgen hoe goed alles werkt. “Door terug te meten en goed rond te rekenen. Daarin helpt een stuk advisering. Je moet weten wat gewasbemesting én het aanvoeren van mest kost. Daar zit uiteindelijk het opbrengstplaatje. Op dit moment moeten veehouders van de mest af en is er dus veel mest beschikbaar. Fosfaatbladbemesting moet worden betaald. Maar als dit een hogere opbrengst gaat opleveren, dan is dat het wel het overwegen waard. Die bewustwording, zowel financieel als landbouwkundig, is nog een ondergeschoven element.”
Zoeken naar optimum
Het belang van fosfaat zit wel voldoende tussen de oren, constateert Brolsma. “Het gaat altijd over de N, de P en de K. Uit het onderwijs is hier voldoende op gehamerd. Echter, het is nog niet altijd duidelijk wat er precies in de bodem en in het gewas gebeurt. Je wilt weten of fosfaat beperkend is geweest. En is dit het geval, hoe moeten we dat oplossen?”
Door de beperkende regels met de plaatsingsruimte die vanwege overbemesting zijn ingesteld, begint het op het gebied van fosfaatvoorziening te knellen. “Met kali en stikstof zoeken ze al naar een optimum bij toediening. Dat kan ook met fosfaat door minder aan de basis en meer aan de hand van de opname van het gewas te geven.”
Vervolgstap
De proeven moeten een koppeling gaan leggen tussen de opname vanuit de grond en de daadwerkelijke opbrengst. Vervolgstap is het zoeken naar middelen om dit tijdens de teelt te verhelpen. “En wat de kosten zijn en hoeveel fosfaat er nodig is waardoor de opbrengst niet omlaag en misschien wel omhoog gaat? Wij geven aan waar het te kort zit en gaan er mee aan de slag.”
Brolsma voorspelt dat het onderzoek nog wel een jaar of twee kost voordat dat helemaal helder is. Dan nog is niet duidelijk of er een eensluidend antwoord wordt gevonden. De teler zal zelf ook in de grond en het gewas moeten kijken. “Het belang van McCain is dat die zekerheid wil over de hoeveelheid aardappelen, die onder de plant groeit. Wat werkt en wat niet? Ook bij Wageningen Universiteit ligt fosfaatbemesting inmiddels onder het vergrootglas. Daar is een promovendus die zich buigt over dezelfde vragen. Hoe zorg je met een optimale bemesting ervoor dat je het aardappelgewas voldoende voedt en de groei niet wordt beperkt door jouw bemestingsstrategie?”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Eurofins Agro