Hoewel mais traditioneel vooral bij rundveehouders geteeld is, zijn er ook heel wat akkerbouwers die mais opnemen in hun teeltplan. Mais is goed voor een areaal van 180.000 hectare in Vlaanderen en een belangrijke partner in de ruw- en krachtvoedervoorziening. De redactie volgde een aantal percelen op en evalueerde de teelttechniek, het groeitraject en de oogstresultaten.
Er is wel eens gezegd dat mais een gemakkelijke teelt is. Toch kende het voorbije groeiseizoen terug een grillig verloop. Een koude maand mei zorgde voor een groeivertraging ondanks het feit dat de jeugdgroei bij mais zeer belangrijk is. Vanuit de redactie volgden we een aantal korrelmaispercelen (zaai 25/4) te Herzele op; die met een maïsstartercombinatie (YaraMila Mais 19-17-0 +MgO+B+ S) als rijenbemesting geteeld zijn.
Dierlijke mest in functie van fosfaatklasse en gebiedstype
Belangrijk als teler is om een goed overzicht te hebben van de actuele fosfaattoestand van uw gronden. Zo is niet iedereen vertrouwd met de fosforbonus van vijftig procent op de mestbalans die na toepassing van stalmest of boerderijcompost toegekend is. Op percelen in fosfaatklasse I of II creëer je zo ruimte op de mestbalans. Pas je bijvoorbeeld twaalf ton stalmest toe op een maisperceel in combinatie met een deel zeugenmengmest; dan komen er zeventien eenheden fosfaat vrij voor bijvoorbeeld een rijenbemesting of bladvoeding. Hou daarbij ook rekening met de bemestingsnormen die per perceel beperkt zijn tot 125 procent. Op die manier ga je ook voor de maisplant een meer geleidelijke vrijstelling van nutriënten organiseren.
Er is dus nog wel degelijk een plaats voor fosfaatmeststoffen in onze maisteelt maar dit op een gecontroleerde manier en met inzicht in de tijdsspecifieke fosfaatbehoefte van de plant.
Nutriënten- en bemestingsoptimalisatie
In de praktijk is het belangrijk dat de maisplant gevoed is naar haar behoefte. Dit kunnen we invullen door het type toegediende meststof en het tijdstip van toepassing te sturen. Een basisbemesting met dierlijke mest blijft belangrijk maar door een combinatie van drijfmest en stalmest gaan we de vrijgave van nutriënten niet enkel spreiden maar tevens werken aan onze humusopbouw van de bodem. Zowel teelttechnisch als economisch streeft een maïsteler er steeds naar om het maximum uit zijn teelt te halen.
Belangrijk is dus om van bij de start de ontwikkeling van de plant te pushen aangezien je de opgelopen achterstand niet meer inhaalt achteraf. De praktijk leert ons trouwens dat fosfaat een cruciale rol uitoefent als energiedrager in de plant en evenzeer voor de wortelontwikkeling als voor stofwisselingsprocessen. De fosfaat die we toedienen via dierlijke mest is niet direct beschikbaar voor de plant alhoewel de maisplant in de jeugdgroei daar behoefte aan heeft. Net die jeugdgroei is belangrijk om de plant haar maximale opbrengstpotentieel te laten ontwikkelen.
Proefperceel
In de proef op een perceel van 4,8 hectare te Herzele (zandleemgrond met voorvrucht aardappelen) werd er 120 kilogram YaraMila Mais (19-17- 0 + MgO+B+S) als rijenbemesting toegepast in combinatie met een gps-gestuurde toepassing van zestien ton vleesvarkensmengmest met een Vervaet-vijfwieler. Aangezien de focus algemeen op precisie lag, hebben we niet voor een blend gekozen maar voor een maisstarter waarbij alle componenten in de aangegeven verhouding verwerkt zijn in één korrel. Op die manier was er geen gevaar voor ontmenging en bekwamen we een exacte verdeling. De bodem werd vrij grof klaargelegd om het dichtslibben van de bodem te voorkomen en voldoende drainagecapaciteit te behouden. Ondanks de koude maand mei zagen we bij de jonge planten een duidelijk vergroeningseffect gekoppeld aan een betere wortelontwikkeling.
De herbicidentoepassing is in het vierbladstadium gedaan. Er was weinig groeiremming te bemerken. Door de bemestingstoediening te gaan fractioneren via deels dierlijke mest en deels kunstmest gaan we onze bemesting optimaliseren maar evenzeer een meer geleidelijke vrijstelling van nutriënten bekomen. Net dit laatste is belangrijk gezien we onze bemestingsnormen jaar na jaar zien dalen. Loonwerkers spelen daarop in door plaatsspecifieke bemesting op basis van taakkaarten te realiseren maar in feite is het een gans groeitraject dat we in de bemesting moeten doormaken.
Combinatie met bladvoeding
Vervolgens maakte de maisplant een explosieve groeifase door en het is belangrijk ook daar kritisch te kijken om wat goed was nog beter te gaan doen. Op dat punt is een bladvoeding type Yaravita Solatrel zeker te overwegen in de periode voor het sluiten van de rijen (tot achtbladstadium). Dergelijke bladvoeding is een PK-meststof aangevuld met zink, mangaan en magnesium die ook de wortelontwikkeling gaat optimaliseren, zeker in koude periodes zoals we die afgelopen groeiseizoen gekend hebben.
Oogstresultaat
De juiste impact van een teelttechniekkeuze valt maar exact te evalueren bij de oogst. De korrelmaisproef (LG 31.240 denttype met FAO 230) is geoogst op 7 november met een totale opbrengst van 81 ton over de 4,8 hectare en dit bij een vochtgehalte van 34,9 procent. Rekenen we dit terug naar een referentieel vochtgehalte van dertig procent dan komen we op drogestofbasis uit op een opbrengst van 15,6 ton per hectare.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Lieven Van den Berghe