“Wie teelt biologisch?”. De meeste handen gaan omhoog bij de vraag van Maaike Raaijmakers van BioNext tijdens de demoveldbijeenkomst over robuuste aardappelrassen in Zeewolde. Conventionele aardappeltelers blijken er niet aanwezig te zijn. Terwijl de robuuste aardappel eigenlijk een compromis is tussen gangbaar en biologisch geteelde rassen.
Omdat het pakket met beschikbare middelen voor gewasbescherming steeds schraler wordt, zijn de pijlen van zowel bio als conventioneel gericht op veredeling. Het is ook het pad dat aardappelverwerkende partijen bewandelen. Met één belangrijke kanttekening, aldus Leo van Marion van McCain. “We zijn in 2020 met bio gestopt omdat er gewoon geen markt voor is.”
Lijst met robuuste aardappelrassen
De lijst met robuuste aardappelrassen is inmiddels gegroeid naar 32 rassen. Een mooi resultaat van de ambities uit het convenant, dat in 2017 is ondertekend door veredelaars, telers en supermarktketens.
Doel is om te komen tot een versnelde transitie naar robuuste aardappelrassen. Aanleiding was de schade, die de grote phytophthora-uitbraak in 2016 veroorzaakte. Biologische telers zijn dan met handen gebonden, omdat zij immers niet de beschikking hebben over chemische middelen om in te grijpen. “We mogen er best trots op zijn op het resultaat van de afgelopen vijf jaar”, geeft Maaike Raaijmakers de biologische telers mee. “Voor het convenant hadden we nog maar zes ‘robuuste’ rassen. Dat de teller nu op 32 staat, is dus goed nieuws. Maar we zijn er nog niet.”
Phytophthora
Phytophthora is in de zoektocht naar geschikte rassen het leidend voorwerp. Toch zijn minimale bemesting en gewasbescherming, constante prestaties onder wisselende omstandigheden en zoveel mogelijk resistenties tegen virussen en aaltjes eigenschappen, die horen bij een robuuste aardappel. De huidige rassen, die ook op het demoveld bij ERF in Zeewolde – het grootste private biologische landbouwbedrijf in Nederland – liggen, hebben één of meerdere van die kenmerken.
Enkelvoudige resistentie tegen phytophthora is een kerneigenschap, die de meeste rassen wel hebben. Meervoudig zit in de pijplijn. Raaijmakers stelt echter dat de doelstellingen verder moeten reiken dan de genetische eigenschappen van de aardappelen. “De markt is daarbij een behoorlijke uitdaging.”
McCain
Leo van Marion is agronomist bij McCain. Het van oorsprong Canadese aardappelverwerkende bedrijf mengt zich sinds begin jaren negentig al in de zoektocht naar phytophthora-resistente aardappelen. Hij erkent echter wel dat er eerst vraag moet worden gecreëerd. “In 2006 zijn we vanwege het marktpotentieel begonnen met biofrites. We kregen steeds meer verzoeken van klanten. Aanvankelijk richtten we ons op de catering en we hadden verwacht dat dit positief zou afstralen op andere markten. We realiseerden in Lewedorp, vlakbij Middelburg, zelfs een gecertificeerde fabriek zodat we de biologische aardappelen ook konden verwerken”, blikt hij terug.
McCain speelde op het marktpotentieel in met het ras Sarpo Mira, dat op het hoogtepunt een areaal had van ongeveer tachtig hectare. “Teelttechnisch gezien niet het meest eenvoudige ras. Sarpo Mira is gevoelig voor rot en de bewaring is lastig. Toch is het ras ijzersterk tegen phytophthora en een gemiddelde opbrengst tussen de 43 en 54 ton per hectare is voor een biologisch ras niet slecht.” McCain is in 2020 gestopt met de biologische lijn. “Klanten vielen één voor één af. Nu hebben we voor de Nederlandse verwerking van CêlaVita het ras Alouette en Agria voor het Belgische Lutosa.”
Stap naar regeneratieve landbouw
De stap naar regeneratieve landbouw wil McCain wel gaan zetten. Hiermee wordt bedoeld dat de productie van aardappelen uitgaat van het principe dat natuurlijke hulpbronnen worden versterkt, in plaats van uitgeput. McCain heeft zelfs een deadline gesteld. “In 2030 moet honderd procent van onze frites onder regeneratief vallen. We starten in Nederland. De robuuste rassen passen naadloos in de regeneratieve gedachte. We hebben verschillende criteria om chemie en bemesting te verminderen. Daarmee schuiven we op richting bio, maar we doen het niet volledig. We hebben een apart certificeringssysteem waarbij conventionele telers kunnen schuiven met de opties. Hoe meer vinkjes je op de lijst met opties zet hoe dichter een leverancier op het meester- of expertniveau komt.
Op dit moment zit dertig tot veertig procent van onze telers overigens al op een ‘beginnersniveau’, terwijl we nu pas zijn begonnen met het uitrollen van het principe.” Een biologische lijn sluit Van Marion op termijn niet uit. “We hebben immers de fabriek, die voor de verwerking van biologische aardappelen gecertificeerd is. Bij voldoende klanten pakken we het weer op. Maar we gaan er zelf niet actief mee aan de slag.”
Het inkruisen van zoveel mogelijk resistenties gaat er alleen niet voor zorgen dat de consument voor de supermarktschappen voor een robuuste aardappelen kiest. Het is één van de uitdagingen waar partijen als Bionext, maar ook een speciale commissie, met voorzitter Jacob Eising, zich over buigen. Een andere uitdaging is de definitie van ‘robuuste aardappelen’. “Er is veel discussie over, want moet phytophthora-resistentie niet een basisvoorwaarde zijn”, legt Eising uit.
“Er worden nu ook vatbare rassen gepresenteerd als ‘robuust’. Streven is in ieder geval om een breed pakket voor de markt te krijgen. De onafhankelijke commissie buigt zich hierover. Een voorbeeld: Het afgelopen jaar was de phytophthoradruk enorm hoog, waarbij ook ‘resistente’ rassen als Carolus op een gegeven moment worden geraakt. Dat laat zien dat resistent niet betekent dat een ras helemaal niet vatbaar is. Is Carolus dan meteen niet meer robuust? Sevilla hield het daarentegen verbluffend lang vol. Maar die werd weer hol van binnen. Is die dan wel robuust?”
Proefvelden
Op de proefvelden verspreidt door het laten hebben verschillende handelshuizen ‘robuuste’ rassen liggen (zie kader ‘De 32 robuuste rassen op een rij’ voor details). Allemaal met hun eigen sterke en zwakke punten. De één heeft meer potentie dan de ander. Maar met potentie alleen kom je er niet. Ook voor die rassen geldt dat de conclusie dezelfde als die van McCain in 2020: Een paar hectare biologisch in stand houden, is duurder dan het bedienen van markt, die er alleen in potentie is. Dus valt de keuze van verwerkende partijen, ook al is duurzaamheid de toekomststrategie, op korte termijn op een gangbaar geteeld (bulk)ras.
Maaike Raaijmakers van Bionext weet, aansluitend op het voorbeeld van McCain, dat er huiswerk ligt voor de biologische sector. “Er is gewoon weinig vraag. We kunnen de rassen telen, maar we moeten die ook verkopen. Dat geldt overigens ook voor de robuuste rassen. We doen veel. De productie is op orde, de afzet niet. Daar ligt voor ons een schone taak.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries