De maatschappelijke weerstand tegen zonneweides neemt toe, omdat ze niet fraai zijn in het landschap en er minder voedselproductie mogelijk is. In Agri-PV komen gewasopbrengst en energieopbrengst van zonnepanelen juist samen. Uit de projecten Sunbiose en Symbizon blijkt dat het nog zoeken is naar het optimum tussen voedsel- en stroomproductie.
“De noodzaak van Agri-PV komt uit voort uit de weerstand die ontstaat tegen zonneweides. Dat wordt gezien als competitie met landbouwgrond. Met Agri-PV kun je zonnestroom en landbouw combineren.” Aan het woord is Wilma Eerenstein. Zij is projectmanager van Sunbiose, een consortium dat met subsidie uit de MOOI-regeling van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) onderzoek doet naar Agri-PV. Deze regeling helpt bedrijven die innovatieve oplossingen realiseren. Met dit consortium worden proefopstellingen ontwikkeld en getest voor verschillende sectoren, waaronder fruitteelt en biologische akkerbouw.
Situatie niet goed
De mogelijkheden om iets te doen met de landbouwgrond onder standaard zonneweides zijn beperkt, vertelt Hellen Elissen, projectleider en onderzoeker van de Wageningen Universiteit. “In zonneweides staan zonnepanelen vrij strak tegen elkaar in een oost-west-opstelling, waardoor er heel weinig licht onder de panelen komt. Er zijn in het verleden wel eens experimenten gedaan met champignons, maar er groeit echt heel weinig. Het water loopt bovendien maar op enkele plekken van de panelen af, waardoor er geulen ontstaan. Al met al is de situatie niet goed voor de bodemkwaliteit en de biodiversiteit onder de panelen.”
Eerenstein voegt hieraan toe: “Gelukkig lopen er ook een aantal onderzoeksprojecten om te bepalen hoe een zonnepark het best ingericht kan worden om de bodemkwaliteit te behouden en de biodiversiteit zelfs te versterken.”
Verrijdbare boogconstructie
Een van de projecten van Sunbiose is een pilot boven gras, vertelt Eerenstein. “We werken hier met een verrijdbare boogconstructie, met verschillende schaduwval. We proberen zo te bekijken wat de impact is op het gras, met veel en weinig schaduw.” Elissen legt uit hoe dit werkt. “Het voordeel van de boogconstructie is dat je deze makkelijk aan de kant kunt schuiven, waardoor bewerking van het perceel mogelijk is. We hebben daar nu een grasklavermengsel ingezaaid om te kijken hoe het reageert op vocht en licht.”
De resultaten hiervan zijn nog niet bekend, vertelt Eerenstein. “De eerste resultaten laten een correlatie zien tussen de hoeveelheid licht en de hoeveelheid gras; we verwachten deze zomer de eerste conclusies te kunnen trekken. Wel is het zo dat deze constructie vrij kostbaar is. De bogen van deze constructie zijn niet hoog en je kunt er dus niet met een tractor onderdoor rijden. Het is daardoor een onpraktisch systeem voor de huidige akkerbouw, omdat daar uitrijplekken nodig zijn. Maar als je in de toekomst met robots gaat werken, is het mogelijk wel weer interessant.”
Verticale tweezijdige panelen
Meer vertrouwen heeft Eerenstein in een zonne-installatie met verticale tweezijdige zonnepanelen, die momenteel getest wordt in Culemborg op de boerderij van Gijs de Raad. “Deze staan op een bepaalde afstand, bijvoorbeeld twaalf meter, van elkaar. Ze staan op rijen in de noord-zuid richting, waardoor de opbrengst vergelijkbaar is met een normale zonneweide. De panelen vangen ’s ochtends aan de oostkant zon en ’s middags aan de westkant. Zo wordt de stroomopbrengst gespreid over de dag, waardoor er ook minder pieken op het elektriciteitsnet komen. Dat vinden de netbeheerders dan weer fijn.” Ook Elissen ziet de verticale panelen als kansrijk. “Het is voor wat we tot nu toe gezien hebben de meest voor de hand liggende combinatie met landbouw. Maar wat we nog moeten onderzoeken, is of de panelen ook rendabel zijn voor de exploitant.”
Financieel
Maar ook de verticale constructie kent beperkingen voor de akkerbouwer. Eerenstein: “De afstand is twaalf meter, maar de spuit heeft vaak een armlengte van minimaal 28 meter. Dat betekent dus dat je met een kleinere spuit vaker heen en weer moet rijden.” Daarnaast is het financiële verhaal is lastig, zegt Elissen. “Het dubbelgebruik maakt het interessant, omdat er energie geproduceerd wordt en er gewassen geteeld worden. Maar de panelen hebben wel invloed op de gewasopbrengst. Als de gewasopbrengst verliesgevend is, zal geen agrariër gewassen onder de panelen zetten. Het is dus geen no brainer. We moeten echt zoeken naar het goede evenwicht en de juiste businesscase.”
Eerenstein besluit: “In het Sunbiose-project kijken we wat dan de minimale hectarevergoeding zou moeten zijn die de akkerbouwer krijgt voor de aanwezigheid van een verticale zonneconstructie.”
Symbizon
Op de grond die Hemus pacht, wordt geëxperimenteerd met Agri-PV in het Symbizon-project van ERF, Hemus, Rijksvastgoedbedrijf, Vattenvall, TNO en Aeres Hogeschool Dronten. Waarom? Die vraag wordt beantwoord door Rosemarie Slobbe. Zij werkt als bestuurder van Hemus, een stichting die is opgericht door ERF om kennisontwikkeling en het toepassen van innovaties meer permanent te maken. “Voor ons is nu de vraag of je landbouw en zonne-energie kunt combineren, waardoor je zowel energie als voedsel produceert. En dat willen we op zo’n manier doen dat het de biodiversiteit versterkt.”
Strokenteelt
In de uitvoering werkt Hemus samen met ERF. Roy Michielsen van ERF heeft al ervaring met het bevorderen van biodiversiteit. “Sinds 2017 hebben we ervaring met strokenteelt. We doen dat om biodiversiteit te stimuleren. Het grote voordeel van meer biodiversiteit is dat je minder last hebt van ziektes en plagen en hogere opbrengsten kunt halen.” Michielsen legt uit dat deze manier van telen goed samen kan gaan met energieproductie door middel van zonnepanelen. “Er is vanuit de maatschappij veel weerstand tegen zonneparken. Daarom zijn we nu aan het kijken hoe we met behoud van natuur, energie- en voedselproductie kunnen combineren.”
Indeling van het perceel
Om goed te kunnen vergelijken, hebben ERF en Hemus samen een indeling gemaakt van het perceel met de zonnepanelen. Op een gedeelte wordt strokenteelt gecombineerd met zonnepanelen, waaronder bloemrijke kruidenstroken worden gemaakt. Op het andere gedeelte, in het verlengde van het deel met de zonnepanelen worden de stroken afgewisseld met bloemrijke kruidenstroken en op het naastgelegen gedeelte worden alleen stroken met gewassen naast elkaar gemaakt. Michielsen: “Zo kunnen we optimale vergelijkingen maken en kijken wat de invloed is van de zonnepanelen op de gewasproductie.” Daarin wordt ook de businesscase meegenomen, zegt Michielsen. “Hoe het financieel uitpakt, is heel belangrijk. Het gaat hier echt om de combinatie tussen de opbrengst van de zonnepanelen enerzijds en de gewassen en de biodiversiteit anderzijds.”
Roterende zonnepanelen
Voor het project wordt een nieuwe opstelling van zonnepanelen geprobeerd, legt Slobbe uit. “Er staan roterende zonnepanelen die met de zon meedraaien. Daardoor wordt de energieopbrengst vergroot. De landbouwproductie vindt voor een deel onder de zonnepanelen plaats, waardoor je dus meer land voor voedselproductie overhoudt.” De panelen zijn net geplaatst dus resultaten kan het project nog niet presenteren. Slobbe: “Het voordeel van deze zonnepanelen is dat we ze bijna verticaal kunnen zetten als het land bewerkt moet worden. Nu ligt er onder de zonnepanelen nog gras, maar uiteindelijk willen we daar bloemrijke kruidenstroken inzaaien om meer biodiversiteit te realiseren. Op de stroken tussen de zonnepanelen zetten we dit jaar haver en rode biet.”
Dit artikel is geschreven aan de hand van de Nederlandse praktijk. Wet- en regelgeving kan in Vlaanderen anders zijn.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst: Joop van Vlerken
Beeld: Projecten Sunbiose en Symbizon