Met een schraler wordend pakket aan gewasbeschermingsmiddelen is de landbouw naarstig op zoek naar duurzame teeltwijzen en daar aan gekoppeld ook een duurzame verdienmodellen. Bij Agroproeftuin De Peel in Zeeland (N-B) krijgen telers de kans om te experimenteren met vernieuwende inzichten voor de opgaven op het gebied van biodiversiteit, bodemverbetering, meer eiwit van eigen bodem en aandacht voor schoon water en schone lucht. In de zoektocht naar potentiële oplossingen als bijvoorbeeld strokenteelt en bakerfields komt het de telers niet zomaar aanwaaien. “Het is een gigantische klus.”
Minder luizen in aardappelen door juist luizen te lokken. Het proefperceel van akkerbouwer en loonwerker Ron Peters uit Odiliapeel op de Agroproeftuin in Zeeland bevat zogenoemde bankerfields. Het idee is dat deze bloemenstroken de natuurlijke vijanden van luizen, zoals sluipwespen en lieveheersbeestjes, aantrekken. Zodra in de zomer het aardappelgewas aantrekkelijk voor de luizen wordt, maait Peters de bankerfields. Daardoor trekken de natuurlijke vijanden het aardappelgewas in waardoor de bestrijding van luizen en de larven van de coloradokever op gang komt. Dit moet een besparing opleveren op de inzet van insecticiden, bovendien groeit de biodiversiteit.
Op het perceel teelt Peters Hansa-consumptie- aardappelen, met stroken waar onder andere Japanse haver en Oost-Indische kers groeien. “Ik krijg veel vragen. Waarom wil je in godsnaam in een vroeg stadium luizen naar je perceel trekken? Maar het idee van de bankerfields is natuurlijk dat je ook die natuurlijke vijanden op het juiste moment in je gewas hebt zitten. Het klinkt misschien vreemd, maar het gaat er ons om dat we meer controle willen krijgen op de luizenpopulatie. Uiteindelijk willen we de zuigschade aan het aardappelblad beperken en daarmee bladsterfte voorkomen. De proef is eerder gedaan in prei met positieve resultaten. Met dit experiment kunnen we zien of het ook in aardappelen werkt.”
Bufferstroken met verschillende mixen
Peters heeft de vier bufferstroken ingezaaid met verschillende mixen om te kijken wat nu het beste werkt. Door bijvoorbeeld gebruik te maken van mengsels met rode klaver profiteert de teler ook nog van de stikstofbinding. “Ondanks dat sommige bloemen slecht ontwikkeld zijn, krijgen we uit de tellingen toch een positief beeld. We zien zowel luizen als natuurlijke vijanden. Uit de meest recente telling zagen we een enkele luis, maar geen natuurlijke vijanden meer. Daarom ben ik er meteen met de vingerbalk doorheen gegaan.”
Peters deed vorig jaar voor het eerst proeven met bankerfields. Toen was er weinig luizendruk, terwijl de coloradokever wel opdook. “Mocht het te gek worden dan kun je altijd nog bespuiten. Dit moet wel selectief, zodat je toch de natuurlijke vijand zoveel mogelijk in stand houdt.” Dit seizoen wordt er geëxperimenteerd met een andere samenstelling van de mengsels. “Deze passen nu in het glb, waardoor je ook punten en euro’s kunt verdienen, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen. Echter, moet ik ook constateren dat het glb door de bureaucratische rompslomp een gigantische klus is. Bovendien is het goed opletten want Japanse haver ontwikkelt zich bijvoorbeeld sneller dan Oost-Indische kers, waardoor die gaat overwoekeren.”
Praktische inpasbaarheid
Voor Peters is een belangrijk uitgangspunt de praktische inpasbaarheid. Heel bewust is daarom gekozen om de bankerfields tussen de spuitsporen aan te leggen. De teler overweegt om de bankerfields wat dichterbij elkaar te brengen om het effect te vergroten. Ook kijkt hij naar andere mengsels. De monitoring vindt plaats middenin en net naast de stroken. Ondanks positieve resultaten, ook uit tellingen van IPM Impact blijkt dat er daadwerkelijk meer natuurlijke vijanden worden aangetrokken, is Peters ook sceptisch. “Valt de natuur op deze wijze te sturen? Dan moet ik helaas constateren dat dit nog onvoldoende het geval is.”
Strokenteelt
Pieter en Sonja Thelosen uit Langenboom zoeken voor hun gemengde bedrijf, varkens met akkerbouw, naar duurzaam voer. Dat betekent voer dat geteeld is zonder de inzet van fungiciden en insecticiden én bijdraagt aan de biodiversiteit. “Een ander doel is opbrengstverhoging. Tarwe en CCM zijn geschikte ingrediënten voor varkensvoer. We willen onderzoeken of met strokenteelt een goede opbrengst behaald kan worden, zonder al te veel ingrepen.” Door strokenteelt en slimme keuzes in waar je welk gewas je op welke plek toepast, is de intentie om weinig of misschien zelfs helemaal geen bestrijdingsmiddelen toe te passen.
De bodemgezondheid is daarbij een cruciale factor. Die wordt getoetst op doorworteling en organische stof. “Met een gerichte keuze voor de vervolgteelt, een groenbemester, leggen we de basis voor een gezonde bodem voor de volgende teelt.”
Fouten maken om van te leren
Op het proefveld in Zeeland hebben de telers de mogelijkheid om te experimenteren en daarbij ook fouten te maken om daar weer van te leren. “Wat we over het algemeen merken is dat mechanisatie en beregening in dit teeltsysteem een nadeel vormen. Dat is gewoon wat lastiger. Vorig jaar zagen we wel een meeropbrengst, maar we hadden ook meer kosten. Nu het glb iets minder hoog wordt ingeschat als eerder verwacht, zijn dat wel factoren waar we rekening mee moeten houden.”
Pieter Thelosen merkt echter op dat de mechanisatiekosten nog wel terug te verdienen zijn. Het zit met name in de beregening, waar hij naar een goede oplossing zoekt. “Dus moeten we eigenlijk op zoek naar gewassen die dezelfde behoeften hebben.”
Als voorvrucht had Thelosen op het proefperceel lupine staan. Dat had een positief effect op de bodemgesteldheid. Over het algemeen wordt op de percelen graan gedeeld. Chitwoodi is in de omgeving een groeiend probleem. “Daarom zou bladrammenas wellicht nog een interessante optie zijn, met het oog op aaltjesreductie.”
Op de vraag of strokenteelt nu ook echt een oplossing is voor een duurzame teelt van tarwe en CCM, twijfelt Thelosen. “Het moet passen in het bouwplan. Als ik kijk naar biodiversiteit en alle positieve reacties die we krijgen, dan zeg ik ja. Kijk naar rendement, dan is het een stuk lastiger om een enthousiast antwoord te geven.”
Meergranenteelt
Een ander experiment op de proeftuin, in het verlengde van de zoektocht van Thelosen, is een proef met meerdere graansoorten. Melkveehouder Roel Albers uit Schaijk zaait dit jaar drie soorten wintergranen door elkaar heen. “Door deze gerst, rogge en wintertarwe te mengen, proberen we een smakelijk mengsel te creëren voor de koeien.”
“Eigenlijk is het idee dat we het beste van drie soorten hebben. Wintergerst stoelt eerder uit. Zo is de bodem sneller bedekt en heeft onkruid geen kans. Het idee is dat tarwe en rogge hiervan profiteren. Rogge kan goed tegen warmte, maar heeft een lagere voederwaarde. Tarwe is juist weer interessant met het oog op de opbrengst en de hogere voederwaarde.”
De oogst was begin juni. De granen worden gemalen en ingekuild tot hoogwaardig krachtvoer. Het stro is geschikt voor gebruik in potstal of als voer. “Maar wij zien wel dat de oogst een lastig punt is. Wanneer de rogge rijp is, is de rest dat nog niet. We zeven wel, maar uiteindelijk is het een kwestie van oogsten, kneuzen en aanzuren.”
Een voordeel is wel dat duiven het perceel met rust laten. “Die blijken een hekel te hebben aan de hoge rogge die er tussenuit groeit. Hierdoor komen ze er niet in.”
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries