Akkerbouwkrant sprak met Christoffel den Herder. Met zijn voorliefde voor technische vraagstukken en machines houdt hij zich veel bezig met bodembewerking en is in de loop van de tijd een prominente naam in het werkveld geworden. De kennis zet hij in om machinefabrikanten, telers en loonwerkers te adviseren. Met zijn achtergrond als bedrijfsleider op verschillende biologische bedrijven en een decennium ervaring als adviseur bij Delphy heeft hij ook recht van spreken.
Akkerbouwkrant sprak met Christoffel den Herder, lees hier het tweede deel van dit gesprek.
Jij bent de afgelopen tijd betrokken geweest bij verschillende projecten en demonstraties. Daar zie je veel nieuwe machines en technieken voorbij komen. Waar zie jij de meeste toekomst in?
“Ik zie vooral ontstaan dat het één niet zonder het ander kan. De meest basale bewerking doe je met de wiedeg. Dat is een basiswerktuig waarmee je op en in de rij kunt werken. Met de schoffel kun je vervolgens heel effectief het nakiemende en ontsnapte onkruid bestrijden. Het één hoort bij het ander. Voor mij is het belangrijkste vraagstuk ‘Hoe ga je de capaciteit borgen?’. Ten opzichte van de veldspuit is daarin nog wel een stap te maken. Uiteindelijk moet je aan het einde van de dag wel rondkomen op het areaal. Het houdt ergens op. Daarom denk ik dat je in de gangbare teelt een combinatie tussen mechanische onkruidbestrijding en plaatsspecifieke toediening van chemische middelen moet maken.”
Wat is dan idealiter het toekomstplaatje? Kunnen we zonder chemie of voorzie jij dat er nog plek is voor de inzet van gewasbeschermingsmiddelen?
“Ik ben overtuigd dat we voorlopig in de gangbare landbouw de oplossingen moeten zoeken in de combinatie tussen mechanisch en chemie. De basis leg je met bodemherbiciden, waarna je met mechanisch veel kunt doen om de onkruiddruk onder controle te houden. Dus in die zin kun je de contactmiddelen vervangen door mechanische oplossingen. Mocht de onkruiddruk niet beheersbaar zijn, dan is het zeker om nog gewasbeschermingsmiddelen achter de hand te hebben.
Met de huidige techniek kun je onkruidvrij telen, dat zien we in de biologische sector. Al lopen we er daar in uien ook tegenaan dat de inzet van handwieden nodig blijft. In bio zijn deze kosten meestal voor een deel in de meerprijs bij verkoop verwerkt. Ik denk dat in de gangbare teelten je steeds dichter op zo’n situatie gaat komen. Bij de verschillende demo’s hebben we kunnen zien dat we met spotsprayen tot wel negentig procent reductie van middelen kunt komen, voor de rest is alles mechanisch opgeruimd.”
Er moet ook nog het nodige ontwikkeld en onderzocht worden, maar hebben we de tijd? Zolang hebben we niet meer naar 2030, wanneer verwacht wordt dat we de doelen uit de toekomstvisie gewasbescherming halen.
“Of we dat gaan halen is moeilijk te beoordelen. Kijken we naar de spuittechniek, dan maken we echt behoorlijke sprongen vooruit. Of we er daarmee ook daadwerkelijk klaar voor zijn, is een andere vraag. Het vergt ook forse investeringen voor individuele akkerbouwbedrijven. Daar kunnen we denk ik nu nog niet van zeggen of dat voldoende is voor 2030.”
Loonwerkmachine
Kan een schoffelmachine toch een loonwerkmachine zijn?
“Dat hangt echt van het zaaiwerk af. In Noord-Holland weet ik dat er een loonwerker schoffelt, maar ook zelf zaait. In zo’n geval kan ik het zeker aanraden. Mechanische onkruidbestrijding moet je wel vaker kunnen uitvoeren. Bij uien vrees ik voor fusarium als je te weinig schoffelt en egt doordat de wortels dan gemakkelijk tot in de toplaag blijven groeien.”
Positieve punten zijn er voor mechanische onkruidbestrijding dus voldoende te noemen. Zijn er ook zaken die jou tijdens de demo’s en proeven in negatieve zin hebben verrast?
“Dat ook mechanische onkruidbestrijding als nadeel heeft dat je het gewas altijd een tik geeft. Zeker met eggen raak je vaak de plant. Hoe klein ook, dit zorgt voor gewasremming. Nadeel zie je ook als je in de grond aan het werk gaat. De gewassen hebben er van te lijden, als je de wortels lostrekt of raakt. Je ziet dat ook in de demo’s altijd wel weer terug.”
Grondsoort
Is de grondsoort ook nog van belang met het ook op het succes van mechanische onkruidbestrijding?
“Ik vind zelf dat grond mooi rul moet zijn, een korstje moet maken. Middelzware zavelgronden, 25 tot 40 procent afslibbaar, dat is ideaal. Het zijn eigenlijk de jonge zeeklei- omstandigheden, mooie grond voor een succesvolle onkruidbestrijding. Op zand is het lastiger dan je denkt en moet je heel vaak terug komen om onkruid het hoofd te bieden. Een schoffel of eg gaat onder die omstandigheden ook makkelijk diep lopen. Je hebt nauwelijks korst om in te werken. Kalkarme klei is ook moeilijk, het wordt vaak niet rul genoeg. Je krijgt soms alleen maar van die knikkers op die gronden.”
Moment van kiemen
Wat moet er in jouw ogen nog worden onderzocht?
“Er is op dit in een project al eens gekeken naar modellen die kunnen bepalen welke onkruiden op welk moment kiemen. Uiteindelijk zou je daarmee kunnen voorspellen wanneer onkruid zich ontwikkeld en daarop inspelen. Andere punt is de dieptecontrole. Je zit ook met een eg al gauw te diep, daar zou je meer controle wensen.
Eén van de belangrijkste zaken, die nog onderzocht moet worden, is in mijn ogen het verhogen van de capaciteit. Denk aan een werkbreedte van meer dan twaalf meter of breder. Dat zijn zaken die capaciteit maken, die je moet hebben bij een snelheid van één tot drie kilometer per uur. Als we in de toekomst meer op mechanisch overstappen, dan moeten we daar wel naar toe. Er zijn wel fabrikanten die boven de twaalf meter zitten, maar het zijn wel klantmachines. Als ik dan kijk naar een Condor-veldspuit met een brede spuitboom, dan denk ik, laten we daar eens een eg aan hangen.”
Er zijn biologische telers die zeggen ‘geef iedere teler een eg, dan hebben we geen veldspuit meer nodig’. Hoe sta jij er in?
“Mwah. Er zijn ook echt hele kundige telers, die de onkruiddruk heel laag kunnen houden, maar het alsnog niet redden om met mechanische oplossingen het perceel honderd procent schoon te krijgen. Maar misschien moeten we toch wel aan robotisering denken om het effect nog verder te verhogen.”
Rekenmodel
Wanneer wordt de inzet van mechanische onkruidbestrijding een rekenmodel? Daarmee bedoel ik, moeten we niet veel meer kijken of je een bepaalde inspanning terugverdient en bepaalde onkruiden wellicht moet accepteren omdat de schade beperkt is en het daarmee onvoldoende loont om dat aan te pakken.
“Heel lastig. Toevallig heb ik het vandaag nog met iemand besproken. Die zei mij ‘Wie onkruid zaait, moet zeven jaar wieden’. Dat is ook echt zo. Als je zegt ‘het is me niet waard om onkruid nu weg te halen’, dan zul je zien dat je de jaren daarna te maken hebt met een hogere onkruiddruk. Deze week sprak ik nog met een akkerbouwer die een hele teelt eruit moet rijden, omdat die vecht tegen de melde. Zo groot wordt de druk, als je onvoldoende inzet op onkruidbestrijding. Dat geeft maar aan dat onkruid bestrijden altijd een goede investering is.”
Tot slot de vraag als jij nu een teler was en voor de keuze van een investering stond, pak je dan een veldspuit of schoffel?
“Dan pak ik de schoffel, ook omdat ik het leuk vind. Gangbare telers vinden het spannend om chemie weg te laten, maar voor biologische bedrijven is dit vanzelfsprekend en dat geldt ook voor mij. Een bioteler heeft het er mee te doen en moet met de uitdagingen omgaan. Hierdoor hebben we het over een innovatieve sector, die altijd op zoek is naar oplossingen om dingen anders te doen.”
Lees ook het eerste deel van dit gesprek: “Contactmiddelen kun je vervangen door mechanische oplossingen”.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries