In het kader van de conditionaliteit (de nieuwe term voor randvoorwaarden) zijn landbouwers verplicht om niet-productieve elementen of arealen (NPE) aan te houden. Tijdens campagne 2023 was het uitzonderlijk toegestaan om toch aan voedselproductie te doen op een perceel braakliggend land. Zo konden landbouwers aan hun verplichting voldoen door een perceel met aardappelen, groenten of graangewassen in gebruik voor de hoofdteelt als braak aan te geven.
Deze uitzondering wordt niet verlengd in 2024. Het is dus belangrijk om met deze conditionaliteitsvoorwaarde rekening te houden in het teeltplan van 2024. Het Departement zet de mogelijkheden om niet-productief areaal in te vullen op uw bouwland nog eens op een rij.
Niet-productief areaal
Een niet-productief areaal (NPE) is een areaal dat niet geoogst wordt, dat niet bemest wordt en waarop tijdens de aanhoudperiode van de vanggewassen geen gewasbeschermingsmiddelen gebruikt worden.
Algemeen zijn er twee opties:
- u houdt minstens vier procent van het bouwland aan als NPE; of
- u houdt minstens drie procent van het bouwland aan als NPE en vult dit tot minstens zeven procent van het bouwland aan met vanggewas. Tijdens de aanhoudperiode van het vanggewas is gebruik van gewasbeschermingsmiddelen niet toegestaan. De lijst van vanggewassen en de aanhoudperiodes stemmen overeen met deze van de mestwetgeving. Er is een wegingsfactor van toepassing, zo telt de oppervlakte vanggewas slechts voor 30 procent mee. Één hectare vanggewas telt dus slechts mee als 0.30 hectare.
Landbouwers met minder dan 10 hectare bouwland zijn niet vrijgesteld.
Welke elementen zijn mogelijk?
Volgende elementen komen in aanmerking als NPE:
- houtkanten (maximaal 10 meter breed)
- groep van bomen (maximale oppervlakte van 0,30 hectare)
- hagen en heggen (minder dan twee meter breed)
- bomenrijen (minstens drie bomen in één rij geplant met maximaal twintig meter tussen de stammen)
- sloten (zonder betonnen wanden en die minstens twee en maximum zes meter breed zijn)
- één-meter-teeltvrije strook langs oppervlaktewaterlichamen (inclusief waterlopen)
- akkerranden en bufferstroken
- poelen (maximale oppervlakte van 0,10 hectare)
- braakliggend land
Voor deze elementen zijn omzetting- en wegingsfactoren van toepassing. Ze bepalen de uiteindelijke oppervlakte van het element in de berekening van het niet-productief areaal op uw bedrijf. Zo telt een bufferstrook met een oppervlakte van 50 m² mee voor 75 m² in de berekening. Enkel houtkanten, groepen van bomen, hagen en heggen, bomenrijen, sloten, één meter teeltvrije stroken, akkerranden en bufferstroken en poelen die grenzen aan of aanwezig zijn op een perceel bouwland, tellen mee. U moet deze percelen in gebruik hebben voor de hoofdteelt in de verzamelaanvraag van 2024. De één-meter teeltvrije strook en de sloten worden automatisch gedetecteerd.
Combinatie met GLB-maatregelen
Voor de aan te houden niet-productieve elementen en arealen, die u gebruikt in het kader van conditionaliteit, kan u geen beroep doen op de ecoregelingen bufferstroken en ecoteelten.
U kan voor de aanleg van de kleine landschapselementen steun aanvragen binnen VLIF niet-productieve investeringssteun (NPI). Deze aangelegde hagen, heggen, houtkanten of bomenrijen komen in aanmerking voor de conditionaliteitsverplichting NPE. Het steunpercentage bedraagt 100% van de investering. Op het e-loket (tegel ‘Niet productieve investeringssteun’ binnen de tegel ‘VLIF aanvragen vanaf 2023’) kan u een aanvraag voor niet-productieve investeringssteun indienen, of het steunbedrag voor de gewenste investering simuleren.
Braakliggend land
Braakliggend land is een bouwlandperceel waarop geen landbouwproductie plaatsvindt, dus ook geen begrazing. Qua vegetatie zijn er twee mogelijkheden:
- spontane vegetatie of
- inzaai van een gewas met een biodiversiteitsvoordeel (bv. bloemenmengsel, gele mosterd, bladrammenas, … ).
Belangrijk is dat u het perceel braakliggend land met een teeltcode voor braak aangeeft (82, 98, 9831).
Indien gekozen wordt voor spontane vegetatie, moet het perceel minstens 1 keer gemaaid worden vóór 1 oktober, waarbij het maaisel niet mag afgevoerd worden. Na 31 augustus mogen wel de veldwerkzaamheden starten met het oog op de inzaai van een nateelt die pas een oogst oplevert in het volgende jaar (bv. de inzaai van wintergraan in het najaar). Indien u op een braakliggend perceel ook een vanggewas aangeeft, wordt het vanggewas niet meegeteld bij het percentage vanggewas voor NPE.
Bufferstroken en akkerranden
Bufferstroken en akkerranden zijn overal minstens één meter breed. Ze grenzen aan bouwland dat in gebruik is door de landbouwer voor de hoofdteelt. Een bufferstrook is een akkerrand grenzend aan een oppervlaktewaterlichaam of een kwetsbaar landschapselement. De oppervlakte van de bufferstrook of akkerrand is kleiner dan de oppervlakte van het perceel waarvan de bufferstrook of akkerrand is afgesplitst.
Qua vegetatie zijn er twee mogelijkheden:
- spontane vegetatie of
- inzaai van een gewas, zonder dat er landbouwproductie op mag plaatsvinden (bv gras, bloemenmengsel, graskruidenmengsel, …).
Als de akkerrand of bufferstrook onderscheiden is van de aangrenzende teelt, dan kan voor het onderhoud begraasd en gemaaid worden (mag met afvoer). Bemesting is niet toegelaten, met uitzondering van de uitscheiding bij begrazing. Na 31 augustus mogen de veldwerkzaamheden starten met het oog op de inzaai van een nateelt die pas een oogst oplevert in het volgende jaar. Bufferstroken en akkerranden worden apart ingetekend. Bij aanleg van bufferstroken en akkerranden in het najaar met het oog op de volgende campagne, moet u rekening houden met de verplichtingen (aanhoudperiodes) die u dit jaar op het perceel bent aangegaan voor bepaalde ecoregelingen, beheerovereenkomsten of agromilieuklimaatmaategelen.
Meer informatie
Meer informatie en een schematisch overzicht vindt u op Conditionaliteit 2023-2027 | Landbouw en Visserij (vlaanderen.be)