Bewust heeft biologische akkerbouwer Jan Zenhorst uit Creil afscheid genomen van de ploeg. De spitmachine is de spil in het bedrijf. Groenbemesters moeten zorgen voor het ideale zaaibed. Alhoewel Zenhorst decennia geleden is omgeschakeld is hij nog steeds op zoek. Met de recentelijke investering in een Geohobel 300 X lijkt hij eindelijk een stap dichterbij het ideale plaatje te komen.
Jan Zenhorst kijkt over het besneeuwde perceel met groenbemesters. Op de verschillende percelen heeft hij afhankelijk van het volggewas mengsels ingezaaid, om de teelt een perfecte start te geven. Zo heeft hij voor 5,5 hectare met gerst, spinazie en goudsbloem het land ingezaaid met 33 procent boekweit, 11 procent bladrammannas en 55 procent van het Terralife-mengsel Bio Actief Groen Eco. Dat bestaat weer uit Alexandrijnse klaver, Persische klaver, Bastaard klaver, serradella, facelia en vlas. Ook sorghum, facelia, winterrogge en winterwikken gebruikt Zenhorst graag.
Organisch materiaal bovenin
Hij heeft een biologisch akkerbouwbedrijf van 21 hectare met een bouwplan van één op zes. Op de lichte poldergrond, tien procent afslibbaar, worden aardappelen, uien en graan geteeld. Ook de zaadteelt (tuinbonen, spinazie, mais, calendula, klaverzaad en pompoenen) is een belangrijke tak. De groenbemesters zijn een welkome aanvulling op de organische stof in de bodem. “Daarnaast gebruik ik vaste mest in het voorjaar, die samen met de groenbemester 20 tot 22 centimeter diep gespit wordt. Zo houd je het organische materiaal bovenin.
Dit zorgt er meteen voor dat de natuurlijke gangen waarin het vrijlevende aaltje in het voorjaar omhoog zwemt, onderbroken worden en het kiemende zaadje de kans krijgen om flink te wortelen voordat het aaltje de plant bereikt. Het vrijlevende aaltje is niet weg, maar in plaats van twee worteltjes waarvan die één aantast, heeft het gewas bijvoorbeeld vijftig wortels en groeit die makkelijk door het aaltje heen.” Door geen chemie te gebruiken hebben ook natuurlijke vijanden de kans om zich te ontwikkelen. “Je krijgt meer evenwicht in de grond, waardoor je aaltjes, schimmels en bacteriën tot een beheersbaar niveau bestrijdt.”
Continue zoektocht
Het nadeel van een strategie waarbij de ploeg in de schuur blijft staan en veel draait om het spitten, is dat Zenhorst veel later dan de buren begint om het land zwart te krijgen. Het lukt de akkerbouwer maar niet om de groenbemesters en onkruiden effectief te vernietigen en onder te werken. Een zoektocht waar hij al 25 jaar mee bezig is. “Veel groenbemesters en onkruiden blijven deels bovenin de grond en vitaal, waardoor ze kunnen hergroeien. Muur en straatgras zijn rotzakken om kapot te krijgen. Vanwege de zodevorming laat ik de grasgroenbemesters vaak links liggen. Maar ook winterrogge en klavers zijn moeilijk kapot te krijgen. Vanwege de stikstof levering van de klavers en de grondbedekking bij late zaai van rogge laat ik die wel zitten.”
Een vastetand ganzevoet cultivator had niet het gewenste resultaat. Ook de combinatie met een messeneg had te weinig effect. “Sporen in het land en de ene plek zat je te diep en op de andere plek ging je er overheen. Ook schuinover heb ik geprobeerd, maar je moest de grond heel vaak bewerken. Ik heb het ook wel met een frees geprobeerd, maar die slaat de grond zo fijn, dat je op deze slempgevoelige grond vooral met een flink bats water in het voorjaar weer in de knel komt.” Een triltand met een ganzevoet had al een beter resultaat, maar lang niet voldoende. Een sterncrackerwals in de front en de triltand met ganzevoet achter de trekker hielp. “Maar het bleef enorm veel bewerken. Een schijveneg leek eerst goed resultaat te hebben. De groenbemester mengt veel beter met grond. Toch bleef ik door tosjesvorming plekken met hergroei van gewas en onkruid houden. Het verbeterde wel, maar het gaf geen voldaan gevoel.”
Hoopvol over Geohobel
Zenhorst had afgelopen voorjaar een mulcher van W.N. Kramer uit het Noord-Hollandse Burgerbrug op proef. De machine trok enorm zwaar. De demo zette hem desalniettemin op het spoor van een Geohobel 300 X, die in het pakket van W.N. Kramer zit. Speciale gepatenteerde messen met een brede overlap zorgen dat groenbemesters en restgewassen op een diepte van drie tot maximaal twaalf centimeter worden weggesneden. De Geohobel heeft twee toeren op de aandrijfkast. De gewasresten worden gemixt met de grond, waardoor er een optimaal zaaibed ontstaan voor het vervolggewas. “Dit kon ‘m wel eens wezen”, vertelt Zenhorst enthousiast.
De Geohobel werd in de zomer getest en dat overtuigde de teler uit Creil om de investering in de machine te maken. “Eigenlijk schraapt deze machine en snijdt het gewas heel ondiep af. Wat mij vooral ook enthousiast maakt is het feit dat de Geohobel zo licht trekt. Met mijn 90 pk-trekker kan dat prima. Om de massa er onder te krijgen, zal ik eerst wel moeten klepelen. Dan een bewerking tot een centimeter of drie zodat het gewas ontwortelt. Een tweede keer om de sporen los te snijden stel ik ‘m af op een werkdiepte van vijf of zes centimeter.”
Ondanks dat Zenhorst alleen nog maar ervaring onder de gunstige zomerse omstandigheden heeft, geeft het hem een heel goed gevoel. “Met mijn manier van werken kun je graan en tuinbonen op z’n vroegst medio april zaaien, terwijl in maart feitelijk al mogelijk is. Als ik nu een week eerder richting het lentepunt kan komen, doordat ik minder bewerkingen heb aan de groenbemester, waardoor ik ook eerder kan spitten om het land zaaiklaar te maken, dan ben ik een blij man. Garanties heb ik nog niet, maar dit kon weleens de machine zijn waar ik al 25 jaar op heb gewacht.”
Omschakeling
Zenhorst boert op een volledig pachtbedrijf, waar zijn vaarder ooit met paard en wagen is begonnen. Na de overname van het bedrijf van de buurman in 1982 is het totale areaal op 22 hectare gekomen. Het aantal waar Jan Zenhorst nog steeds op boert. “In 1983 nam ik het bedrijf over. Het was gangbaar en met een één-op-drie-rotatie intensief. In 1992 ben ik omgeschakeld naar een biologische werkwijze. Het zitten op de spuitmachine en het gebruik van middelen ging mij steeds meer tegenstaan.”
De teler vertelt dat het gebied met de lichte zandgrond veel problemen kent met de trichodorus, oftewel vrijlevende aaltjes. “Het ging zelfs zo ver dat ik één keer in de drie jaar de grond moest ontsmetten en steeds meer granulaten ging gebruiken bij het zaaien.” Ondanks toename van gebruik van middelen kwam er in de omgeving toch nog schade voor. “Toen ging bij mij de knop op. Met chemie zijn we een weg in geslagen waar je steeds weer andere middelen nodig hebt, maar het vrijlevende aaltje bouwt ondertussen een resistentie op. Ik ging meer nadenken over de schadelijke effecten op de langere termijn. Als het niet lukt om met chemie de trichodorus onder de duim te krijgen, dan maar zonder chemie.”
Beheersbaar probleem
Cursussen leerden Zenhorst meer over geïntegreerde landbouw. Bezoeken aan de pioniers op het gebied van bio, aan de Bronsweg in Lelystad, inspireerden hem nog meer. “Zij zaten min of meer met dezelfde situatie als hier in Creil, maar hadden een manier gevonden om er mee om te gaan.” Hun strategie was om te spitten in het voorjaar, waardoor je het organische materiaal in de bovenste laag van de grond houd. “Het vrijlevende aaltje zit in de winter dieper in de grond. In het voorjaar, als het warmer wordt, dan zwemt die naar boven. Het zwemt dan door de natuurlijke gangen omhoog. Als je die gangen verstoord door organisch materiaal heeft het aaltje veel meer moeite. De natuurlijke gangen worden onderbroken, terwijl het kiemende zaadje wel bij de voedingsstoffen kan. We lossen het probleem niet op, maar het wordt beheersbaar.”
De eerste jaren had de teler uit Creil nog behoorlijk schade. “Tot 1995 heb ik ook nog gewoon geploegd.” Trichodores zorgde een jaar eerder voor flinke schade in uien. Zenhorst werd daardoor met de neus op de feiten gedrukt. Rond die tijd werd er een onderzoek gepubliceerd naar aanleiding van proeven op de toenmalige proefboerderij De Waag in Creil. “Met organisch materiaal in de bovenlaag geef je het gewas een voorsprong op het vrijlevend aaltje.” Zenhorst investeerde in een Farmax-spitmachine en nam afscheid van de ploeg. “Bewust koos is voor een roterende spitter. Met een krukas gooi je zo met de grond. Het resultaat van een roterende schop is veel beter. Met een harkrol druk je de grond aan en verkruimeld de grond, waardoor je een mooi zaaibed ontstaat.
De juiste weg
Het duurde een aantal jaren voordat de positieve effecten zichtbaar werden. Zenhorst geeft ook eerlijk toe dat hij wel twijfels heeft gehad. “Rond de eeuwwisseling lukte de teelt eindelijk, vielen de prijzen ineens gigantisch tegen. Dat was wel een domper. Ik heb altijd de overtuiging gehad, dat ik de juiste weg was ingeslagen. Dat het werk niet wordt gewaardeerd in de vorm van een goede prijs, viel mij zwaar. Het is nooit echt een vetpot geweest, maar ik heb voldoende om van te leven. Omdat dit een klein bedrijf is, is nog een reden geweest voor de omschakeling. Persoonlijk denk ik dat voor een gangbare werkwijze geen toekomst is voor dergelijke kleine bedrijven.”
Onkruid is nog altijd een nadeel van de werkwijze, zonder ploegen. “Dat neemt niet af. Aan de andere kant heeft onkruiddruk mij nooit weerhouden om door te gaan.” Het geduld van Zenhorst wordt inmiddels beloond. Het spitten heeft effect. “Mijn organische stofgehalte is van 1,8 naar 2,8 procent gestegen. Dat is voor agrarische begrippen een geweldig resultaat. Dat komt ook deels door maximaal groenbemesters te zaaien. Het gewas houdt de voedingsstoffen en vocht beter vast. Ook de capillaire werking van de bodem wordt niet langer verstoord. Dat merk ik ook met het oogsten. De machines hebben lang niet zoveel sporen.”
Toekomst
Zenhorst zet ook de mogelijkheden van gps in om grondbewerkingen op elkaar aan te laten sluiten. De zaaibedbereiding vindt op smalle banden plaatst. Dezelfde sporen gebruikt hij voor het zaaien en later ook het eggen en schoffelen. “Al moet ik wel zeggen dat ik bij het schoffelen wel moet corrigeren. Het werken op gps zorgt voor veel meer rust en overzicht.” De mechanisatie is afgestemd op vier rijen op een bed. Hierdoor hebben de gewassen in de rotatie ook profijt van de wortels die door een eerder gewas zijn gemaakt. Inmiddels is Zenhorst nog ondieper aan het spitten. Van 28 tot 30 centimeter, zit hij inmiddels op 20 tot 22 centimeter. “Vijftien centimeter heb ik ook geprobeerd, maar dat leverde rommelwerk op en ik had er last van bij de zaaibedbereiding.”
“Het is een continue zoektocht, net zo goed als dat voor het bouwplan geld. Toch denk ik dat de strategie nu zijn vruchten begint af te werpen.” Inmiddels staat zoon Cor Zenhorst klaar om het bedrijf geleidelijk over te nemen. “Wij zitten wel op één lijn. Alhoewel er nog geen concrete plannen zijn, hebben we het ook wel over ecoploegen. In de omgeving wordt er mee gewerkt, wellicht gaan we daar wel eens kijken. De overweging mag Cor straks maken.”
Dit artikel is afkomstig uit de akkerbouwkrant.
Tekst: Martin de Vries
Beeld: Martin de Vries en WN Kramer