Akkerbouwer Corné Huyben uit het Brabantse Oosteind is in strijd tegen onkruid en plagen nadrukkelijk op zoek naar alternatieve oplossingen in de beschikbare ‘gereedschapskoffer van de chemie’. Specifiek richt hij zijn pijlen op het aanpakken van de knolcyperus en inmiddels ook zeebiesgras. De urgentie van bestrijding van deze onkruiden wordt steeds hoger. Daar waar chemie niet effectief blijkt en er steeds minder regulier toegestane gewasbeschermingsmiddelen beschikbaar zijn, zit Huyben op het spoor van mechanisatie aanpak en het versterken van het bodemleven. Dit past bij de uitgangspunten van de zogenoemde regeneratieve landbouw. “Met natuurlijke vitaliteit win je uiteindelijk de strijd.”
“Zeebiesgras” onder de zaaiuien heeft ervoor gezorgd dat we het afgelopen seizoen delen van het perceel niet konden oogsten”, verzucht Corné Huyben. Hij laat een handje uitgedroogd organische materiaal van deze invasieve onkruid op een perceel net buiten Oosteind zien. Zeebiesgras is een plantsoort die voor steeds grotere problemen zorgt. Vooral op percelen in de buurt van sloten, want vanaf daar rukt die op en bedreigt die de oogst. “Zeebiesgras houdt zo het zich er naar laat zien niet van fosfaat. Vandaar dat we dit onkruid ook vooral aan de slootkanten van een perceel vinden”, weet Huyben te vertellen. Op advies van gewasbeschermingsadviseur Cretiënne Oomen van Alliance probeert Huyben het plantje uit te drogen. “Wegspuiten lukt haast niet.”
KvickFinn
Met de KvickFinn, die Huyben vorig jaar via Agri Bio-Solutions op proef kreeg, heeft hij een schoffelcultivator waarmee hij het plantje met wortel en al naar boven haalt en bovenop de grond neerlegt. Niet voor niets wordt deze machine ook als onkruidmepper’ getypeerd. Met een oostenwind en zon droogt het zeebiesgras voldoende uit, is het idee. Het proberen waard, aldus de Brabantse akkerbouwer. “Dit werkt wonderwel. We zijn na het eerste jaar zeker 75 tot 80 procent van het zeebiesgras kwijt, er blijft altijd wel iets achter. Daarom moeten we dit voorjaar net voor ploegen nog wel een bewerking doen.”
Huyben gaat aankomend jaar op het perceel snijmais verbouwen voor zijn vleesvee. “Het is nu afwachten wat er verder gebeurt. Waarschijnlijk ga ik er nog wel twee of drie keer met de KvickFinn overheen. Als ook de jongste spruiten van het zeebriesgras dan zijn bovengewerkt en zijn uitgedroogd dan is dit wel een super manier binnen de zeer beperkte chemische mogelijkheden die we hebben.”
Bedreiging van knolcyperus
Huyben heeft ervaring met hardnekkige plantengroei die oogsten bedreigen. Ook met de knolcyperus kijkt de teler nadrukkelijk naar het bovenin werken van de gewasresten om deze uit te laten drogen. De knolcyperus bedreigt verschillende teelten en is door de vegetatieve vermeerdering een groeiend probleem. “Je hoeft met een machine maar een knolletje mee te nemen en je hebt een nieuwe potentiële besmettingshaard.” Een meermaalse bewerking met de KvickFinn is in de ogen van Huyben wel noodzakelijk. “Ook de knolcyperus mogen we niet bespuiten. Het kunstje is om het planten te blijven plagen. Op de korte termijn is de KvickFinn dus niet meteen een oplossing. Je moet dit dus ook vooral op de langere termijn zien. Brandstof is wel een dingetje. Misschien dat de kettingschijfeg van Kelly in het pakket van Agri Bio-Solutions ook wel een goede optie is om het knolcyperusland herhaaldelijk zwart te houden.”
De strijd tegen knolcyperus is er één van de lange adem, waarbij Huyben in opdracht van en met steun van de provincie Brabant alles aanwendt om te kijken hoe de strijd moet worden gewonnen. Naast de dagelijkse gang van zaken, uiteraard. Het akkerbouwbedrijf in Oosteind heeft zo’n 83 hectare ‘onder de ploeg’. Op 52 hectare verbouwt Huyben aardappelen, plantuien, zaaiuien, snijmais, boontjes, cichorei en wintertarwe. Daarnaast houdt hij vleesvee. “Kringlooplandbouw, waar iedereen nu de mond van vol heeft, is iets dat ik eigenlijk al jaren toepas. De vaste mest uit de stal rijd ik uit over mijn percelen, waardoor ik de kunstmest alleen aanvullend hoeft aan te voeren.”
Minimale inzet gewasbeschermingsmiddelen
In de samenwerking met Cretiënne Oomen van Alliance wordt voor het hele akkerbouwbedrijf nadrukkelijk gekeken naar oplossingen waarbij minimale inzet van gewasbeschermingsmiddelen nodig is. Huyben doet zijn bespuitingen in de cichorei ook al jaren op de rij. In zijn ziektebestrijding wordt er op basis van Beslissingsondersteunende systemen (BOS) een bespuitingen uitgevoerd. “Dankzij de moestuin van mijn opa en oma leerde ik dat als je goed zorgt voor de grond, de grond ook goed is voor jou.” Dit is een kernwaarde van regeneratieve landbouw. Huyben is geen tegenstander van chemie, maar hij meent dat de bodem wel behoorlijk is uitgedaagd. Hij wil meer inzetten op natuurlijke vitaliteit.
Vijf jaar geleden kocht Huyben zelf een John Deere-veldspuit, in plaats van het inhuren van een loonwerker voor spuitwerkzaamheden. Dit om er zelf bovenop te kunnen zitten en het meest ideale moment van bespuiting te pakken. “De middelenkast blijft zeker, maar groene producten zal ik wel steeds meer gebruiken om plantengroei te versterken. Via Alliance werken we ook al met BlueN. Door het inzetten van deze bacterie wordt bij niet vlinderbloemige een vergelijkebare situatie verkregen als bij een vlinderbloemige die zelf stikstof uit de lucht kunnen binden.”
Besmette grond
De 31 hectare provinciale landbouwgrond in Deurne en Hoge en Lage Mierden, die Huyben door zijn adviseurswerk op het vizier kreeg, bewerkt hij nu voor de provincie Brabant. Het zijn diverse percelen akkerbouwgrond die zwaar besmet zijn met knolcyperus. Een besmetting die waarschijnlijk met de teelt lelies is ontstaan en inmiddels ook schade veroorzaakt in de overige akkerbouwgewassen. Op de besmette percelen ligt nu een teeltverbod dat is opgelegd door de NVWA en op naleving wordt gecontroleerd door de NAK.
Voor de 31 hectare met knolcyperus denkt Huyben nadrukkelijk na hoe de delen van het perceel waar geen besmetting zit, toch in productie kan krijgen en zo op termijn misschien zelfs weer in pacht kan uitgeven. “Schoon houden wat schoon is.”
Thermische behandeling
De ’besmettingshaarden’ worden afgegraven en in een ‘onherstelbaar besmet’ depot terecht komen. Dit zijn de plekken, waar onderzoeken op plaatsvinden. “Daar doen we mee wat we nodig achten.” Eén van de hulpmiddelen die volgens Huyben nog in de gereedschapskoffer zit, is thermische behandeling. “Dus verhitten, maar dan moet je goed kijken welke hoge temperatuur je minimaal in de bodem moet bereiken om effectief de knolcyperusknol tot een diepte van veertig centimeter beneden maaiveld te bestrijden. Een andere optie is wellicht het zuurstofarm maken door een perceel onder water te zetten of met folie af te dekken. Anaerobe bacteriën gevoed door eiwitten zouden dat het werk moeten doen.
Vorig jaar hebben we met de Zasso XPower ook een proef gedaan. Deze elektrische onkruidbestrijder werk op zichzelf mooi, maar wat ik heb vastgesteld is dat alleen het ‘navelstrengetje’, de verbinding tussen het plantje en de knol, doorgeknipt wordt. Het knolletje zelf wordt niet aangetast. Deze loopt nadien tot negen keer uit waarna het knolletje uiteindelijk dan wel uitgeput afsterft. ”De bewerkingen met de KvickFinn of de Kelly-kettingschijfeg ziet Huyben als een goede betaalbare en duurzame optie. “Uitputting van het knolletje doordat iedere keer uit laten lopen is dan troef.”
Focus op eiwit in de bodem
Voor de strijd tegen de knolcyperus ligt nu ook de focus op eiwit in de bodem. Het liefst eiwitten die niets kosten. “Denk aan kroos, maar ook waternavel is een optie. Hoe zouden we de ene plaag in ons oppervlaktewater in kunnen zetten om de andere te bestrijden? Dat kan interessant zijn.” De eerste monsters met een luchtdichte bouwvoor met alternatieve eiwitten zijn in ieder geval genomen. “Daarna kunnen we kijken wat het perspectief is.”
Conclusie is voor Huyben dat zowel in het geval van zeebiesgras als de knolcyperus een effectieve bestrijding vooral het leveren van een uitputtingsslag is.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Martin de Vries