Groenbemesters verdienen de aandacht van een volwaardig gewas. Dat geldt zowel voor de keuze van de soorten als in de mechanisatie. DSV zaden Nederland is al jaren actief met het samenstellen van mengsels en heeft zelfs een speciaal kompas ontwikkeld, om te bepalen welke groenbemester het beste in een teeltplan past.
“De winst van een groenbemester met het oog op bodemconditie en gezond gewas is te groot om niet goed over een samenstelling van een mengsel na te denken.”
Toename groenbemesters
Jos Deckers van DSV zaden uit VenZelderheide ziet een grote toename van groenbemesters in de landbouw. Enerzijds gestimuleerd door de vergroeningseisen in het gemeenschappelijk landbouwbeleid, anderzijds omdat agrariërs ook steeds meer de voordelen zien. “Het pakket met gewasbeschermingsmiddelen wordt steeds kleiner. Groenbemesters zorgen er voor dat de bodem wordt gevoed, wat uiteindelijk tot een gezonder gewas leidt.
Winst van mengsels
Een goede bodemconditie zorgt er voor dat het gewas beter weg groeit en daardoor minder kwetsbaar is voor ziekten en plagen.” Waar groenbemesters als bladrammenas en gele mosterd traditioneel als monocultuur wordt geteeld, ziet Deckers met name de winst van mengsels. “Met meerdere soorten groenbemesters pak je ook meerdere voordelen.” Deckers wordt in zijn mening gesterkt door onder andere Wageningen University and Research, dat in haar ‘Groenbemesterboek’ ook soortenrijke mixen adviseert.
Met een recent Duits onderzoeksproject is dat recentelijk nog bekrachtigd. Hier blijkt uit dat soortenrijke mengsels meer CO2 opnemen uit de lucht en via uitscheiding van exudaten in de wortels het bodemleven sneller laten groeien. “Meer biomassa zorgt voor een actiever bodemleven.” Deckers typeert het als ‘onzichtbare voordelen’. “Stapje voor stapje krijgen we meer zich op wat er ondergronds gebeurt. Er wordt aangetoond dat een goed mengsel het bodemleven positief beïnvloed en meer nuttige nutriënten beschikbaar maakt. Dat is niet alleen wat wij vinden, maar dus ook door onderzoekers wordt onderschreven.”
DSV zaden is al zo’n tien jaar bezig met de zoektocht naar de juiste mengsels. “Wij bouwen op onze kennis over wat werkt en wat niet. Hoeveel zaden van welke soort moet er in een mengsel zitten, om de voordelen van een andere soort niet op te heffen. In de praktijk testen wij de verschillende soorten, vergelijken dat en zo komen we tot de meest ideale samenstelling onder bepaalde omstandigheden. Nog te vaak worden er maar zomaar soorten bij elkaar gegooid, in de hoop alle voordelen te maken. Bij het zelf samenstellen van mengsel gaat heel veel fout.”
Eerst het doel bepalen
Volgens Deckers begint de keuze voor een bepaald mengsel, bij het bepalen van het doel waarom een groenbemester wordt gezaaid. “De één teelt een groenbemester voor organische stof ((compostering)), een ander heeft verbetering van bodemweerbaarheid als hoofdreden. Het hoofddoel kan ook zijn om bepaalde parasitaire aaltjes, maar er zijn ook telers die een groenbemester zetten om puur aan de vergroeningseisen te voldoen en dan hoeft het niet te duur te zijn. Daarnaast heb je nog een groep, die de voordelen aan de veevoerkant met mais willen pakken. Daar is weer een heel ander soort type groenbemester voor nodig. Dus moet eerst worden bepaald wat de hoofdreden is.
Daarnaast is van belang om te kijken wat de hoofdteelt wordt. Suikerbieten, vragen weer om andere soorten dan aardappelen. Daarnaast is van belangrijk om te kijken wat er na de groenbemester op een perceel wordt geteeld. Feitelijk is een groenbemester het begin van je teeltjaar. Je moet met het inzaaien al bezig zijn met de volgende teelt. Dat gebeurt nog onvoldoende.”
Een strokenproef in Biesterveld met TerraLife en EasyGreen groenbemesters van DSV zaden
Tekst: Martin de Vries
Beeld: DSV zaden