Vorig jaar zocht de Stichting Future Food Production een teler die wilde meewerken aan het project ‘Akker van de Toekomst’. Digni van den Dries uit Ens (Flevoland) aarzelde geen moment en stapte in dit project omdat hij “gelooft dat dit werkt.” Momenteel zit Van den Dries middenin het eerste teeltjaar en dat gaat met vallen en opstaan. “Ik heb al wat foutjes gemaakt, maar dat hoort erbij”, zo vertelt hij zittend in de trekker.
Doelen
Van den Dries ziet in de ‘Akker van de Toekomst’ een mogelijkheid om het beroep uit te voeren op een verantwoorde, toekomstbestendige manier rekening houdend met de milieubelastingcijfers van de Kwinn-tabellen behorende bij elke teelt op het land. “Op de akker van de toekomst wordt akkerbouw bedreven volgens vergaande maatschappelijke maatstaven. Dit betekent concreet dat we inzetten op negentig procent reductie van chemische middelen, geen fosfaat en kali en slechts 30kgN/ ha in kunstmestvorm om de verliezen hiervan te verminderen, watergebruik met tachtig procent terugdringen, het fossiele energieverbruik met veertig procent verlagen en tot slot een emissiearme en residuvrije teelt.”
Al die doelen zijn vastgesteld vanuit één basisgedachte. Circulair en natuurinclusief gewassen telen zodat er ruimte komt voor insecten en vogels. En dat moet dan allemaal ook nog hand in hand gaan met een goede opbrengst. Van den Dries hoopt dat te bereiken via het strokenteelt principe en het gebruik van onbereden teeltbedden. “Alle doelen willen we bereiken zonder dat de kostprijs van belang stijgt (maximaal tien procent ten opzichte van de gangbare akkerbouwteelt zoals we dat nu kennen).”
Middelen
De vraag hoe, komt dan natuurlijk al snel om de hoek kijken. Van den Dries: “Omdat het een heel breed scala aan doelen is, hebben we ook een heel breed scala aan middelen. Enerzijds willen we die doelen bereiken door strokenteelt toe te passen. Dat kan in mijn ogen op grote schaal alleen maar goed gebeuren als dit door robots wordt gedaan. Die robotisering is nog in volle ontwikkeling, dus wat wij hier doen, is nog slechts het begin. We zoeken naar de beste methode met de huidige nog beperkte mechanisatie om een effectieve strokenteelt te kunnen toepassen.”
Onbereden beddenteelt
“Dit doen we in combinatie met een onbereden beddenteelt, ook tijdens het zaaien en oogsten. Dat is nodig omdat we met minder middelen ons doel moeten bereiken en dan is een goede bodem een absolute basisvoorwaarde. Door de bedden op geen enkel moment te berijden, houden we de structuur en het bodemleven intact. Daar hoort ook bij dat we alleen werken met lichte machines, lichte trekkers en lichte mechanisatiewerktuigen. Gedeeltelijk vervangen we die zelfs compleet door een robot. Dit jaar zien we als een eerste fase en daarin is nog ruimte om fouten te maken en daarvan te leren. Volgend jaar moet het echt gaan renderen als we alles exact toepassen zoals we dat voor ogen hebben en dat betekent ook dat we de robot willen inzetten om tijdens de teelt de gewasbescherming, bijbemesting en onkruidbestrijding voor zijn rekening te nemen.”
Het project, dat zich bevindt op een perceel net buiten Ens, waarop vorig jaar nog graan in monocultuur werd verbouwd, wordt gefinancierd vanuit diverse publieke gelden o.a. POP3-subsidie, de gemeente NOP en de Rabobank. Dat zorgt enerzijds voor een bepaalde druk, maar anderzijds ook voor een stimulans om de gestelde doelen ook echt te halen. “Daarom hebben we gekozen voor een minder intensief bouwplan, met een ruimere vruchtwisseling (één op vijf) waarin we de balans zoeken tussen maai- en rooigewassen.”
Gewasspecifieke kenmerken
Het teeltplan is zo opgebouwd dat er ‘slim’ gebruik wordt gemaakt van gewasspecifieke kenmerken. Zo bevat de vruchtwisseling minimaal twee maaivruchten. Van den Dries kiest daarbij voor een mengteelt van haver-lupine en tarwe gecombineerd met veldbonen. “Mengteelten zijn stabieler als het gaat om ziektes en vlinderbloemigen kunnen stikstof binden”, zo licht Van den Dries toe. “Tevens kiezen we voor compost als organische meststof en klaver als groenbemester. Dit doen we om het nadeel van de hoofdteelt vlinderbloemigen– ze zijn bij de oogst uitgebloeid – te compenseren. De klaver zaaien we gecombineerd met gras, om zodoende de eventuele overtollige stikstof op te nemen. Bij de pootaardappelen hebben we gekozen voor een phytophthora resistent ras, de Twister. Bij de uien voor het meeldauw resistente ras Highlander en bij de bieten voor het Rhizomanie-resistente ras Manzu.
Stabiele bodem
“We zoeken het dus enerzijds in ras- en gewaskwaliteiten, maar beseffen tegelijkertijd ook dat alles staat of valt met een gezonde bodem. We houden de kavels dan ook zoveel mogelijk groen om daarmee voeding te geven aan het bodemleven en daarmee de potentie van de grond optimaal te benutten. Daarom is het voor ons ook zo belangrijk om het bodemleven zo weinig mogelijk te verstoren. Het uiteindelijke doel van dit project is om aan te tonen dat een stabiele bodem ervoor zorgt dat gewassen beter weerstand kunnen bieden tegen ziekten en daardoor ook beter renderen qua opbrengst en kwaliteit”, zo klinkt het vanaf de zonovergoten akkers in de Noordoostpolder.
Voorwaarde daarvoor is volgens de Flevolandse teler dat er verder wordt ingezet op hi-tech. “Ik spuit slechts drie meter breed en dat werkt niet met de trekker als je strokenteelt grootschalig wilt gaan toepassen. Daarin vormt robotisering dus hi-tech een onmisbare schakel. Anders gaan we onze doelstelling om de kostprijs laag te houden nooit halen. Wat we ook aan het ontwikkelen zijn, is een oogstmethodiek die volledig binnen één bed blijft. Dat is bijvoorbeeld met het overgrote deel van de aardappelrooiers niet te doen. Er zullen dus ook op dat vlak aanpassingen moeten komen.”
Nieuwsgierig
Van den Dries benadrukt dat zijn collega’s ook al goed bezig zijn met het toewerken naar die ‘Akker van de Toekomst’. Hij merkt ook dat er veel belangstelling is voor het pilotproject en dat stemt hem positief. “Men is nieuwsgierig en dat is voor nu oké. Ik verwacht niet dat mensen dit project al omarmen voordat we hebben getoond dat het werkt. Als iemand aan mij zou vragen ‘Zal ik ook alvast hiermee beginnen?’, dan zou ik hem of haar niet tegenhouden. Maar grootschalige toepassingen raad ik op dit moment nog af. Laten we eerst drie jaar draaien, samen met wat andere projecten in den lande, en dan met die ervaringen de sterke en zwakke punten analyseren.”
Beter én leuker
Van den Dries ziet vooralsnog alleen maar teelttechnische voordelen en ziet ook mogelijkheden om zowel de kwaliteit als de opbrengstaantallen te verhogen, maar het wordt ook leuker. Zowel voor de boer als voor mens en dier die zich op of langs de akkers begeven. “De akker van de toekomst is kleurrijker doordat er van alles gaat bloeien en de stroken van tijd tot tijd verschillend kleuren. Bovendien hebben we prachtige bloemen in de akkerranden.”
“Ik geloof echt in dit project. Wij hebben achteraf gezien bij dit extreme voorjaar een paar foutjes gemaakt. Van deze ervaringen zullen we moeten leren en eigenlijk hoop ik op meer extreme omstandigheden om te bezien hoe het concept zich gaat houden. Als we het systeem de komende jaren goed kunnen uittesten en het zich naar verwachting robuust gedraagt dan ziet de toekomst voor de akkerbouw er letterlijk en figuurlijk rooskleurig uit.”
Van den Dries: “De akker van de toekomst is kleurrijker”