Ook dit jaar informeerde het Praktijkpunt Landbouw Vlaams-Brabant geïnteresseerden over de uitgevoerde en lopende onderzoeken tijdens de Openvelddag. Het Praktijkpunt richt zich in die proeven hoofdzakelijk op nieuwe, innovatieve teelten. Waar we als pers meestal de onderzoekers op hun woord moeten geloven wat betreft de mogelijke toepassingen van deze nieuwe gewassen, konden we deze keer overtuigd worden via onze smaakpapillen.
Voorafgaand aan de rondleiding zijn we uitgenodigd om mee aan te schuiven voor een maaltijd waarin deze producten maximaal verwerkt waren. Bovendien waren heel wat van de telers ook zelf aanwezig om een toelichting te geven bij hun product en de teelt ervan. Rode bietensalade met schapenkaas, gele mosterd, dederzaad en dederolie; salade met tomaatjes, olijven, pompoenpitten, munt en quinoa; brood met goudsbloemconfituur. Het is maar een greep uit het menu. Het was ronduit lekker, dus extra interessant om meer te weten te komen over de verschillende teelten.
Vogelvraat als grootste uitdaging
Meer en meer is er – in het kader van de Vlaamse eiwitstrategie – gezocht naar eiwitten van eigen bodem. Doel is dat onze landbouw minder afhankelijk wordt van geïmporteerde eiwitbronnen. We spreken hier zowel over eiwitten voor menselijke als dierlijke consumptie. Het Praktijkpunt deelde met de aanwezigen onderzoeksresultaten voor de teelt van veldbonen, lupinen, soja en quinoa. Veldbonen zijn een eerste keer geteeld in 2021, dit jaar wordt er uitgebreider en zowel met zomer- als winterveldbonen getest. Grootste uitdagingen op dit moment zijn legering tijdens en na de peulvorming, ziektes als roest of Sclerotinia en insecten zoals de bladrandkever, zwarte bonenluis en bonenkever.
Ook lupinen zijn dit jaar op grotere schaal geteeld door het Praktijkpunt. De witte lupinen zijn geschikt voor menselijke voeding maar ook varkenshouders zien er brood in als vervanging voor importsoja. Lupinen hebben een hoog eiwitgehalte maar komen toch niet voor op de lijst met eiwitteelten die in aanmerking komen voor overheidssteun. Praktijkpunt wil er naar streven lupinen op deze lijst te krijgen en legde daarom vier proeven aan.
Kiemlobstadium
Voor zowel veldbonen als breedbladige (niet bittere) lupinen is vogelvraat in het kiemlobstadium een groot probleem. Dat geldt ook voor soja en kikkererwten. Linzen en bittere lupinen ontspringen de dans. Een gaskanon in combinatie met de inzet van de plaatselijke jager lijkt soelaas te brengen. De proeven met soja leggen de klemtoon op onkruidbeheersing, beregenen, bemesten en de afweer van vogels. Het is ook zoeken naar hoge opbrengsten in combinatie met een hoog eiwitgehalte. De meest beloftevolle uitdaging is echter het telen van soja als nateelt na de gerstoogst omdat dit de drempel voor de teelt sterk zou kunnen verlagen.
Bij de quinoateelt zijn zaaidichtheid en rijafstand nog steeds onderwerp van onderzoek. Volgens onderzoeker Wim Fobelets laat je best zaaien door een loonwerker met een pneumatische zaaimachine met trechtervorm, dubbele zaaischijven en aandrukwielen achter de kouter. Verder zijn er verschillende variaties in onkruidbestrijding uitgeprobeerd maar steeds gaat het om mechanische onkruidbestrijding. Uiteraard is ook het weer een belangrijke factor: natte zomers zijn nefast voor quinoa.
Mosterd als hoofdteelt in plaats van groenbemester
Deder is historisch geteeld voor het gebruik van de oliehoudende zaden als lampenolie. Toch blijken er veel meer toepassingsmogelijkheden te zijn in keuken, industrie of als biobrandstof. De proef spitst zich toe op onkruidbeheersing (wiedeg, schoffel, herbiciden uit buitenland of studie) aangezien er nog geen herbiciden erkend zijn in België.
Mosterd is vooral in Canada geteeld (tachtig procent van de wereldproductie) maar daar kampt men met opbrengstverliezen als gevolg van een veranderend klimaat. In Oekraïne is dan weer onduidelijk wat de productie de komende jaren zal zijn. Vandaar de roep naar lokaal mosterdzaad waarmee ambachtelijke mosterd geproduceerd kan worden. De zes rassen (gele en bruine mosterd) werden gezaaid met een graanzaaimachine en hadden weinig te lijden onder vogelvraat of onkruid. Dit laatste door herhaaldelijk inzetten van de wiedeg. We kennen mosterd vooral als groenbemester in het najaar maar hier is de mosterd het hoofdgewas. Dat vraagt misschien wel naar andere rassen om te zorgen dat er kwaliteitsvolle zaden geoogst kunnen worden. Er is een groep gestart met zowel telers als mosterdmakers om ze met elkaar in verbinding te brengen. In die context spreekt men van ketenontwikkeling.
Platform Akkerdelen
Het platform Akkerdelen ligt in dezelfde lijn. Eén van de uitdagingen bij nieuwe teelten is immers dat de afzetmarkt nog niet voldoende ontwikkeld is. Via het platform kunnen consumenten oogstaandelen reserveren bij de experimenterende landbouwers. Die verzekeren de landbouwer van een afzet tegen een goede prijs en bieden een verzekering bij teeltmislukkingen. Op de website www.akkerdelen.be kan je hierover meer lezen.
Dit is een artikel uit de Akkerbouwkrant. Wil je deze thuis ontvangen? Klik hier.
Tekst en beeld: Seppe Dexckx